Spraakverwarring! Crisis met komisch randje?

We hebben er allemaal een klap van meegekregen; die virale mallemolen met het pseudoniem Covid-19 die gewoon Cor Ona heet. Eind maart ging de horeca op slot en zat ik zonder hobby. Dat was even slikken, maar gelukkig dachten grootgrutters met ons mee en kratjes bier wisselden voor nog geen tientje met plezier wekelijks van eigenaar.

Ik sprak een goede vriend, die vroeger ons samenzijn standaard opende met de vraag: ‘Wanneer heb je voor het laatst gesekst?’ Na enige tijd was ik de zouteloze ouverture beu en antwoordde: ‘Dat kun je beter even aan je vrouw vragen.’

Dit soort humor mis je nu het meest in kroeg, café of natte inlaatklep. Slappe verhalen, liters Jupiler en een borrelhap of bord schijnvitaminen. Vrijdag is een fijne avond en ook de zaterdagmiddag doet lekker mee. Voor gezinnetjes is de rest van de week een optie.

Uiteraard zijn we niet getrouwd met Café de Waal, maar een beetje sneeuwloos latten is het wel. Dus sjouwen we regelmatig en met plezier langs andere kroegen die ons stadje rijk is. Zoals de ervaren kroegtijger, die met de bierpomp ingeënt, weet, heeft ieder huisje zijn eigen kruisje, sluit elke kroeg zijn deur te vroeg en neem je in menig café je eigen vrouw niet mee. Bij de Waal zijn alle varianten mogelijk.

Ik zat weer eens te kletsen met X. Die van: ‘Heb je nog gesekst!’ Hij aan de rode wijn, ik dolblij met een Belgisch hopproduct, spraken we eens niet over Dickie en zijn Feyenoord. Hij werd zowaar een keertje serieus en, gewapend met de vliegenmepper; alsof dat zou helpen tegen alle vliegend ongerief van Chinese makelij, fluisterde hij in mijn rechteroor: ‘Ik heb 15 dagen op IC gelegen.’
Enfin, zo verstond ik het. Ik begon hem, de gedwongen vrijgezel, van harte te feliciteren en bestelde rap een nieuwe rode wijn en een koel vers getapte Jupiler. Als er feest is moet je het vieren, luidt mijn lemma. Ik viel hem om de hals en brulde luidkeels, op de wijs van: ‘Olé, olé, oléee!’ maar dan met het woord: ‘IC, IC, ICéee!’ Een dienster kwam aangehold.

Hij, X dus, keek mij glazig aan alsof ik debiel was en van een vrachtwagen eikels gevallen. Het voelde of ik de enige was met onbedaarlijke schaterlach op een verder knap serieuze begrafenis. Een afscheid waar je vandaag de dag goed bij moet uitkijken, omdat er meest zeker zes dragers zijn.
Even minuten was het stil. Toen keek hij mij indringend aan. Een glimlach brak door als een voetbaltalentje bij een rijke voetbalclub en hij zei: ‘Nee, walnoot. Tja, was dat maar waar. Luisteren moet je: Ik heb 15 dagen op IC gelegen. Niet op Icée! Als dat zo zou zijn had ze niet zo makkelijk meer bediend.’

Peter Joore