Alle dagen drinken en sterven van de dorst

Een grijze heer in een grijze waistcoat en idem stropdas, een onbekende klant, had dorst. Dat was geen mirakel met de thermometer op 30 ˚ Celsius. Zijn ex-vrouw had zijn innamequotum eens, toen ze nog net even samen leefden, vergeleken met dat van een superspons. Hierna had Dorothée, want zo heette ze, haar uitpuilende koffer opgepakt en was verdwenen als een erectie op een steenkoude dag. Zijn dranklust was het zwakke punt van hun relatie.

De man dacht nog even na over zijn vrouw. Hun verhouding was gestruikeld op zijn onlesbare dorst. Zijn lippen zaten vastgelijmd aan de rand van om het even welk glas. Dorothée was het tot slot zat geworden voor iedere kus het glas te moeten verwijderen.

‘Ach,’ zei de man, ‘we vormden van meet af aan geen stel. Ze wilde almaar seks en liefde en ik houd van drank en als we bij hoge uitzondering kroelend tussen de lakens belandden, begon ze steevast over dat mijn liefde voor het glas die voor haar almaar overtrof.

Maar ja, Dorothée is passé. Heden vormt dorst het epicentrum van mijn lust. Het is dat u een café heeft, anders was ik elders gegaan. Zojuist zag ik een ober met mooie, ronde vormen een glas Jupiler schenken. Zulks wil ik ook.’

De man staarde voor zich uit. Iemand las een krant. Niet enkel een journalistieke vorm van ontbossing, waar hij pertinent op tegen was, wist hij dat drinken lezen niet verdroeg.

Hij zat aan de buitenbar. Zo op het oog zag hij er sympathiek en innemend uit. Met Jupiler werd enkel de innemendheid versterkt. Hij dronk met open keelgat en voor de struise met het dienblad zich had omgedraaid, diende zich een nieuw verzoekje aan.

Nu ja, een pilsje fietst er altijd in. Daarvoor is geen hoogzomertemperatuur nodig. Ook geen vrouw, concubine, vriendin. Allemaal overbodig. De man moest enkel iets weten te vinden dat zijn auto, inclusief hijzelf, schadevrij van A naar B reed. Desnoods een Tesla, de zelfrijdende, maar te dure, elektrokar.

Tien Jupiler en drie minuut veertien verder wist hij het. Een chauffeuse! Een lang lekker wijf met zalig roze rijbewijs! Dat was het! Maar welk wijf wil om de haverklap stoppen langs des Heeren wegen om een pissend man te laten spuien? Met Johnny Depp, geen probleem. Niet met meneer Van Dale natuurlijk. Zo naïef was hij niet te denken dat zijn pissende geslacht meer bekijks trok dan dat van die Edward Scissorhands.

Van Dale dacht nog even na, dronk tussendoor tien Jupiler, en ja, hij moest maar weer eens opkrassen, op eigen gelegenheid. Hij vulde het toilet met tweedehands bier, rekende keurig af en gaf een vette tip. Enigszins wankel verliet hij het café. Aan de rand van de drukke straat bleef hij staan en zong een liedje dat het niet gek zou hebben gedaan op een Eurovisie- of enig ander songfestival. Hij pakte een opschrijfboekje, een zwarte BIC en begon de woorden te noteren die juist zijn mond hadden verlaten. Misschien, volgend jaar, of iets eerder, zou dat liedje geld verdienen en kwam de Tesla misschien in beeld.

Ineens schoot hij de straat over. Verloor hij het evenwicht? Een langsrazende vrachtwagen kon hem niet ontwijken. Een klap en vanaf het terras klonk een harde gil. De man, meneer Van Dale, wachtte niet langer een toekomst. Noch voorzien van een zelfsturende Tesla, laat staan met een zalig sturend wijf.